Het streekje Lutje Loug omstreeks het jaar 1910. Het stoomgemaal uit 1883 en de woning van de sluiswaarder zijn hier nog goed te zien. Bron: Collectie CHC Oldambt.
Lutje Loug is een buurtschap in de gemeente Oldambt. Het plaatsje bestaat uit een aantal grote boerderijen en enkele huisjes in de Oostwolderpolder, ten noorden van Oostwold en ten zuidoosten van Woldendorp. De naam van het buurtschap wordt gevormd door de Groningse termen Lutje (klein) en Loug (dorp).
Op deze uitsnede van de kaart van de Oostwolderpolder zijn de tol, het schooltje, de halte voor de tram en het latere stoomgemaal nog goed de zin. Bron: www.kadaster.nl.
Geschiedenis van Lutje Loug vestigen zich langs de Polderweg steeds meer mensen. Lutje Loug, zoals het gehucht in de volksmond wordt genoemd, ontwikkelt zich tot een levendige dorpsgemeenschap met onder meer een café, een kruidenier, een stoomgemaal en een zijlhuis.
Ook heeft het van 1865 tot 1960 een eigen tweeklassig schooltje gehad. Rond 1900 zitten er zo’n 50 á 60 kinderen op het schooltje. Kinderen worden soms met paard en wagen naar de school gebracht, waarna het paard bij de smid wordt afgeleverd voor nieuwe hoefijzers, bij de stelmakerij gereedschap ter reparatie wordt gebracht, bij de winkel boodschappen ingeslagen en wellicht ook een borreltje en men na gedane zaken weer huiswaarts gaat. Dit schooltje, is aanvankelijk gesticht door de Hervormde Kerk, maar wordt in 1880 overgenomen door de gemeenten Midwolda en Finsterwolde [2]. Ook in 1823 bestaat er al zo'n schooltje. De school wordt in 1960 opgeheven bij gebrek aan leerlingen, waardoor de kosten te hoog oplopen.
Het schooltje van Lutje Loug in 1949. v.l.n.r. Hilda de Vries, Linie Geertsema, Jan Aafko Takens, Anna Hagenus, Albert ? (Appie) Hofmeester, Derk (Dikkie) Udema, Harm Hagenus, Iektje Muntinga en naast meester Streuper in de bank Hink (Henki) Uil. Bron: Facebook, 250 jaar Ooswolderpolder.
Een foto uit de jaren 30. In die tijd, om precies te zijn van 1 februari 1937 tot 1 februari 1941, is meester Hendrik Koopman de onderwijzer die de school bestiert. De foto is van mevrouw Fenna Ousema-Koopman uit Nieuwolda, een nicht (oomzegger) van meester Koopman. De foto's zijn afkomstig van Ge Koopman, de dochter van Hendrik. Op de foto is zij het enige meisje op de school: alle zeven leerlingen staan er van klein naar groot op een rijtje. Koopman wordt later onderwijzer in Nieuwolda[6].
De tram Ol' Graitje in Lutje Loug Ol Grait, de stoomtram die dwars door de Oostwolderpolder heeft gereden. Als op 9 juli 1919 de tram voor het eerst door de polder rijdt en stopt bij de halte 'Oude Zijl' (Lutje Loug) wordt deze enthousiast toegezongen door de kinderen van het schooltje aan de Polderweg. De tram vervoert personen en goederen maar wordt in de crisisjaren 1920 en 1930 ingezet: als Werklozentram. Ten gevolge van de crisis is de werkloosheid hoog in Groningen en moeten werklozen naar de werkverschaffing. Dat betekent dat de werklozen uit Oost Groningen op maandagmorgen met Ol Grait worden vervoerd naar Jipsinghuizen om daar te werken aan de landontginning van zo'n 3000 hectaren veen- en heidegebied. Zwaar werk, onder slechte omstandigheden. Ze verblijven de hele week onder erbarmelijke omstandigheden in barakken en worden op zaterdag weer terug naar huis gebracht. Keuze om mee te doen is er niet. Wie er niet aan mee doet krijgt geen steun en is aangewezen op de armenzorg. Als het werk bij Jipsinghuizen klaar is worden de barakken verplaatst naar Noord Groningen. De bedoeling is dat de werklozen daar aan het werk zullen gaan bij de inpoldering van de Waddenzee. Gelukkig is het daar nooit meer van gekomen [5].
Lutje Loug ligt tegenwoordig in de gemeente Oldamt. Foto: het schooltje van Lutje Loug. Bron: Collectie Peter Akkerman, Levendlandschap.org, Fietsen door weidse polders. Jaartal foto onbekend. De Olle Geut en Johannes Brunius Door het weidse landschap meandert een beek, de Olle Geut. Deze ontspringt in de buurt van Scheemda en slingert door de polder om op het einde uit te wateren in de Dollard. Het polderbestuur denkt in 1769 dat deze natuurlijke afwatering wel voldoende zal zijn. Men komt echter bedrogen uit en het water neemt zijn eigen vrije loop en wordt onberekenbaar. Daarom wordt besloten dat het water in de gaten moet worden gehouden, men bouwt een zijlhuis en in 1772 wordt Johannes Brunius de eerste zijlwaarder (sluismeester) in de nieuwe polder. Het is niet zo vreemd dat het juist deze man is die de zijlwaarder wordt. Hij is opgegroeid bij een zijl, omdat zijn vader Abraham Brunius zijlwaarder is in de Stadspolder van 1740. Hij woont in Nieuw Beerta. maar is daar niet geboren.
Johannes wordt aangesteld om ‘op alles wat tot de zijl behoort in agt te nemen, dat daaraan niets beschadigt of verlustigt wordt’. Johannes moet op opkomende vloed de sluisdeuren aan de zeekant sluiten en bij eb de deuren openen. Ook moet hij ervoor zorgen dat niemand iets in de sluis gooit. Hij moet van het polderbestuur de boden van de Olle Geut ‘ploegen’ en als er in de winter ijs in de sluis komt te liggen, moet hij met een bijl het ijs kapot slaan. Als het gaat stormen of als er hoge vloed komt moet hij de dijk goed in de gaten houden en eventuele schade herstellen. Voor dit alles krijgt hij het schamele loon van 200 gulden per jaar, maar hij heeft wel de beschikking over vrij wonen in het Zijlhuis, de sluiswachterswoning [8].
Achteraan (het witte gebouw) het schooltje met onderwijzerswoning (Polderweg 6), met vooran de voormalige stelmakerij (Polderweg 7). waar houten gereedschappen zoals dorsvlegels, wagenstellen, en allerlei houten landbouwwerktuigen worden gemaakt en onderhouden. Jaartal foto onbekend. Bron: Facebook, 250 jaar Oostwolderpolder.
Inventaris van Johannes Het Zijlhuis ligt vrij afgelegen en daarom richten hij en zijn vrouw de woning schamel in. Daardoor is er minder kans dat er dieven komen. Mochten deze toch naar het Zijlhuis trekken, dan liggen er twee geweren klaar, een piek en een sabel. Om verder in het onderhoud van zijn gezin te voorzien houden ze twee koeien, drie kalveren, drie schapen, een ram en twee varkens. Voor het stukje grasland dat daarvoor gebruikt wordt, hoeft hij niet te betalen. Ook mag hij van het polderbestuur ‘herberge’ houden. Dat doet hij vervolgens ook want tot zijn inventaris behoren ook zes bierpullen en twee jeneverglaasjes. In de eenzame polder probeert Johannes er zoveel mogelijk van te maken. Hij zorgt in 1791 zelfs voor het houden van een verloting met als hoofdprijs een melkvaars en tussen de jaren 1802 en 1804 plaatst hij een advertentie in de Ommelander Courant met papegaaischieten. Daarbij moeten de deelnemers een blikken vogel van een hoge paal schieten [5].
De Oude Geut bestaat nog steeds en is nu een beekje dat door de Oostwolderpolder meandert.
Het gezin Brunius
Foto links: Lutje Loug beschikt sinds juni 2019 over een eigen plaatsnamenbord.
Lutje Loug bestaat 250 jaar
Filmpje van 250 jaar Oostwolderpolder en Lutje Loug (Bron: GO RTV gemeente Oldambt, Facebook 11 juli 2019). Met geluid en beeldvullend, vergeet niet het geluid aan te zetten, ook een groot deel van het volkslied van Lutje Loug is te horen:
Sponsoren De viering van 250 jaar Oostwolderpolder wordt mede mogelijk gemaakt door de gemeente Oldambt, de provincie Groningen, Stichting Lieuwe Stienstra Fonds, Stichting Fonds Eemsmond, Stichting Historie Oostwold, Stichting Landschap Oldambt, Vliegveld Oostwold, Oldambt BV Veevoederdrogerij, Deeterink Biovergister, Dorpscafé De Twee Oldambten, Hesseling Mechanisatie, Fenatic, Technisch Bureau Edens BV, Bouwbedrijf M.E. Jansen, Loonbedrijf Boven, Loonbedrijf Sportel, Agrifirm, WPA Robertus, LTO en de vrijwillige inzet van vele polderbewoners [4].
De huiskamercafé van P. de Groot in Lutje Loug. Bron: Collectie Peter Akkerman, Levendlandschap.org, Fietsen door Weidse polders.
Behoud ons landschap
Landbouw in de Oostwolderpolder nu
Afb. links: Boer Pieter van der Burg op zijn akkers. Foto: Pieter van der Burg. Bron: Facebook, 250 jaar Oostwolderpolder
Alternatieven In de Oostwolderpolder is een boer actief in het ontwikkelen van alternatieven: Innovatie in de Oostwolderpolder. Winterveldbonen Boer Pieter van der Burg verbouwt er sinds 2014 winterveldbonen, die hij als voer voor zijn kippen gebruikt. De 35-jarige Oost-Groninger neemt in 2012 het bedrijf van zijn ouders over en is sindsdien volop aan het innoveren. Van der Burg heeft een gemengd boerenbedrijf met 68.000 vleeskuikens en 80 hectare akkers waarop hij wintertarwe, suikerbiet, zomerhaver en winterveldbonen teelt. “Ik wil graag een duurzame boer zijn. Hoog op mijn agenda staan dierenwelzijn, milieu, grondverbetering en energiebesparing”, zegt Van der Burg. Zo komt hij bij veldbonen terecht. Hij zoekt een alternatief voor geïmporteerde soja en hoort over de eiwitrijke peulvrucht de winterveldboon. In Nederland staat de veldboon dertig jaar geleden ook bij veel akkerbouwers op het land. Maar samen met andere eiwitrijke gewassen en veel granen verdwijnt de veldboon nagenoeg uit beeld als na 1992 de EU-marktbescherming voor de teelt van eiwitrijke gewassen wordt afgeschaft. Het wordt goedkoper om soja te importeren.
Winterveldbonen Van der Burg beschouwt winterveldbonen als een prachtig alternatief voor de weinig duurzame soja: “Veldbonen blijken goed eiwitrijk voedsel voor de kippen. Ik begon met 2 hectare en heb nu uitgebreid tot 10 hectare winterveldbonen. Ik heb bij wijze van proef verschillende rassen staan, want het is wel experimenteren. Er is nog een gebrek aan specifieke kennis.” Bodemsoort, klimaat en ziektegevoeligheid van de planten spelen allemaal mee. Van der Burg heeft nog niet voldoende opbrengst om soja volledig te vervangen. “Mijn streven is om naar 15 tot 25 hectare te gaan, zodat ik ongeveer 120 ton veldbonen kan telen. Nu krijgen de kuikens een mengvoer met daarin onder andere sojaschroot, mais, raapzaadschilfers, vitaminen en mineralen, waaraan ik eigen winterveldbonen en tarwe toevoeg.”
Stikstof, CO2 en biodiversiteit De winterveldboon heeft weinig bestrijdingsmiddelen nodig en is goed voor bodemleven en -structuur. Doordat de planten vrijwel het hele jaar (van oktober tot augustus) groen op het land staan en doorgroeien, leggen ze veel CO2 vast in de bodem. Het is bovendien een vlinderbloemige plant, die de eigenschap heeft om stikstof te binden in de bodem. “Als ik op het perceel waar veldbonen hebben gestaan, het jaar erop tarwe verbouw, krijg je al gauw 100 kilo stikstof per hectare cadeau, omdat de planten die hebben toegevoegd aan de bodem. Dat scheelt enorm in bemesting.” Net als bij andere peulvruchten verschijnen er aan de plant bloemen, die door insecten bevrucht worden. De bloemen lokken hommels, wilde bijen en wespen.
Akkervogels Bovendien broeden akkervogels graag tussen de planten. Ze zijn, kortom, goed voor de biodiversiteit. Insecticiden spuit Van der Burg bijna niet. “Dit jaar zaten mijn veldbonen ónder de luizen, maar ik heb bewust niet gespoten. Er zaten heel veel lieveheersbeestjes in; die hebben het onder controle gehouden. Van een oude teler hoorde ik dat hij nog nooit opbrengstderving door luizen had gezien. Ik heb hier vier verschillende soorten lieveheersbeestjes, weet ik inmiddels van de insectendeskundigen die mijn gewassen bekijken.” Aangepaste machines Een nieuw gewas vraagt om aanpassingen. Van der Burg slaat de bonen na de oogst op in een silo op zijn erf en vermaalt ze met een eigen maalmachine tot grove kruimels. Ook is een speciale zaaimachine nodig, die Van der Burg zelf heeft ontworpen. De zaden moeten namelijk vrij diep de bodem in, 10 tot 12 centimeter, zodat ze beschermd zijn tegen vorst. En dan liggen zijn akkers ook nog op zware klei, waar moeilijk doorheen te komen is. Niet iedereen heeft natuurlijk zo’n zaaimachine in de schuur staan – daarom kunnen andere boeren die veldbonen telen Van der Burg en zijn machine inhuren. “Dat is waarom je als boer niet zomaar iets anders kunt gaan telen. Als de techniek straks verder ontwikkelt en we met robotmachines op het land kunnen, dan wordt het wellicht makkelijker om diverser te telen.”
Foto links: De soja wordt goed bezocht door de wespen.
Waarom geen duurzame, lokale soja? De keuze om eigen eiwitrijk veevoer te produceren is dus niet eenvoudig gemaakt. Je moet er de grond voor hebben en de juiste machines. Soja daarentegen wordt in bulk geproduceerd en is het heel goedkoop. “Soja in veevoer is zo goedkoop omdat het wordt gezien als afval. Een bijproduct van de olie voor menselijke consumptie. Bovendien zit er een hele industrie achter, met dure fabrieken en veevoerleveranciers. Die zet je niet zomaar stil.” Dit is een agro-industrie met slechts een handvol zeer grote spelers, monopolisten dus, die prijsafspraken maken onderling op de wereldmarkt. Daardoor is er geen normale marktwerking en verliezen de veldbonen en andere plantaardige eiwitproducten van Europese bodem het van de goedkope soja. De keuze om eigen eiwitrijk veevoer te produceren is niet eenvoudig gemaakt. Vanuit het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid is in 2014 een opgave afgesproken om uiteindelijk zelfvoorzienend te worden wat betreft het verbouwen van gewassen als soja- en veldbonen, luzerne en lupine om de veestapels mee te voeren.
Ook in Nederland zijn op kleine schaal proeven met duurzame sojabonen en is er een lichte stijging van de andere eiwitgewassen. Dit past binnen de plannen voor kringlooplandbouw van minister Schouten: duurzaam voer van eigen bodem voor het vee. Het Nederlandse klimaat en onze relatief goede bodemkwaliteit zorgen ervoor dat veldbonen veel logischer zijn om te telen dan sojabonen. Maar Van der Burg becijfert dat we ook met veldbonen op eigen bodem niet volledig zelfvoorzienend kunnen zijn, hoewel ze een hogere opbrengst leveren dan sojabonen. “Laten we zeggen dat er in Nederland maximaal 100.000 hectare aan veldbonen kan staan, waarbij je rekening houdt met teeltwisseling. Dat is ongeveer genoeg om het melkvee in Nederland te voeren. Voor pluimvee en varkens blijft dan niks over.”
De Nederlandse veestapel is zo omvangrijk en grootschalig dat Nederlandse akkerbouwers dus niet voldoende hectares kunnen leveren om in eigen veevoer te voorzien. En zolang monopolisten op de wereldmarkt ervoor zorgen dat er geen kostendekkende prijzen voor bijvoorbeeld veldbonen zijn, en ze liever goedkope soja aanbieden, zal de stijging in op het gebied van zelfvoorziening gering zijn. Alleen innovatieve boeren als Van der Burg die eigen akkers hebben kunnen experimenteren en deels de omschakeling maken. Anderen die wel vee maar geen eigen grond hebben moeten veevoer inkopen. Dit vraagt dus de nodige aanpassingen in het gehele systeem van consument, industrie, handel en landbouw om de plannen van landbouwminister Schouten en de EU te kunnen realiseren.
Dit verhaal is (deels) een ingekorte bewerking van een artikel dan in september 2019 verscheen op de website van OneWolrd.nl; overgenomen door NZD van bron: Facebook, 250 jaar Oostwolderpolder.
Filmpje: Oogstijd in de Oostwolderpolder op 27 juli 2019 met geluid en beeldvullend, vergeet niet het geluid aan te zetten: (bron: Facebook, 250 jaar Oostwolderpolder)
Weet je nog meer over de geschiedenis van Lutje Loug? Laat het weten!
|
|||||||||||
|